Vertaal
Vertalingen de overhand hebben NL>DE
de overhand hebben (ww.) beherrschen (ww.) ; dominieren (ww.) ; schalten (ww.) ; vorherrschen (ww.) ; walten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `de overhand hebben`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: domineren
NL: heersen
NL: overheersen